Als ik naar buiten loop, voel ik hoe zwaar rouw kan wegen in een seizoen dat ‘bedoeld’ is voor lichtheid. Maar rouw koppelt zich niet aan een seizoen.

Vakantie en rouw

Het is augustus, en buiten drukt het van de warmte. In de supermarkt is het ook drukkend maar dan anders. Vol mensen die haastig hun barbecue-inkopen doen of nog wat laatste boodschappen voor de vakantie.

Ik loop met mijn mandje langs de fruitafdeling als ik haar zie. Ze staat bij de pastasauzen, een pot in haar hand. Ik herken haar houding meteen.

Haar man overleed vorige zomer. Na een kort maar intens ziekbed. Daarna zag ik haar nog een keer kort na de uitvaart. Ik aarzel even en toch loop ik naar haar toe.

‘Hé’ zeg ik zacht.

Ze draait zich langzaam om. ‘Wat een tijd geleden’ zegt ze. Haar stem klinkt hees, alsof ze de hele dag nog niets gezegd heeft.

Even praten we over koetjes en kalfjes. Over de drukte. Over het weer. Maar er is natuurlijk meer, een wat diepere laag. En dan noem ik zijn naam. Ik zie het bij haar binnen schieten en haar ogen stralen en zijn verdrietig tegelijk. ‘Ik mis hem zo’ zegt ze zacht.

‘Het is gek, hè, hoe luid de zomer kan zijn als je zelf vooral stilte voelt.’

Ik knik. ‘Dat hoor ik vaker, dat vakanties extra confronterend kunnen zijn. Omdat alles om je heen een feestje lijkt’.

Ze glimlacht flauw. ‘Precies dat. Iedereen is onderweg. En ik…zou er alles voor doen om nog een dagje gewoon thuis met hem te hebben’

Ze kijkt weg, naar een moeder die haar kind tot de orde roept bij de chips.

‘Ik had verwacht dat het na een jaar makkelijker zou zijn. Maar alles komt dubbel zo hard binnen, nu. De zon, de lege tuinstoel, de stilte aan tafel.’

Ik haal even diep adem ik voel het verdriet. ‘Het eerste jaar is vaak in de stand van overleven’ zeg ik. ‘En daarna komt vaak het besef: dit komt echt niet meer terug’.

Ze knikt langzaam. ‘Precies dat..’

‘Ik probeer wel door te gaan. Ik ben gisteren nog naar het tuincentrum geweest. En ik dacht vanochtend zelfs: laat ik pasta maken, iets wat hij altijd lekker vond.’

Ze kijkt in haar kar.

‘En ineens sta ik hier en denk ik: voor wie eigenlijk?’

Ik voel de neiging om iets te zeggen. Maar soms, weet ik, is het belangrijkste juist niets invullen en niets te zeggen. Alleen te luisteren. En dat doe ik nog een poosje tussen de pasta’s en sauzen in.

‘Ik vind je ontzettend dapper, en ik weet dat je geen andere keuze hebt, toch vind ik je dapper’

Ze kijkt me aan, haar ogen glinsteren.

‘Dank je. Het helpt al… dat je gewoon even blijft staan.’

We nemen afscheid. ‘Mag ik je een knuffel geven’ vraagt ze. ‘Tuurlijk’ zeg ik haar en ik sla mijn armen om haar heen. Ik hou haar stevig vast en wacht tot ze loslaat.

Als ik naar buiten loop, voel ik hoe zwaar rouw kan wegen in een seizoen dat ‘bedoeld’ is voor lichtheid. Maar rouw koppelt zich niet aan een seizoen.

En hoe belangrijk het is om soms gewoon even naast iemand te blijven staan, juist dan.